Bestuurders aansprakelijk gesteld voor € 6 miljoen
Het belang van een tijdige en correcte deponering kan haast niet genoeg worden benadrukt, zoals ook weer blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad van 11 november 2016, waarbij de Hoge Raad diverse uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in stand laat.

In deze zaak waren twee (indirect) bestuurders van een gefailleerde scheeps- en reparatiewerk aansprakelijk gesteld voor het tekort in het faillissement (ten tijdevan de aansprakelijkstelling ruim 6 miljoen euro) op grond van het te laat deponeren van de jaarrekening.


Wat speelde er in dit geval? Op 16 november 2004 (de procedures hebben een fiks aantal jaren in beslag genomen) waren door de Kamer van Koophandel voor publicatie bestemde stukken over het boekjaar 2003 ontvangen. Op diezelfde dag is door de Kamer van Koophandel een fax gezonden aan de administrateur van de vennootschap dat de jaarrekening niet is ondertekend door de (indirect)  bestuuder en geen datum van goedkeuring vermeldt. De Kamer van Koophandel retourneert vervolgens op 19 november 2004 de stukken, en verzoekt een en ander te corrigeren en de stukken zo spoedig mogelijk terug te sturen.

op 15 maart 2005 wordt de scheeps- en reparatiewerf in staat van faillissement verklaard, en op 23 maart 2005 worden de (gecorrigeerde) jaarstukken door de Kamer van Koophandel ontvangen.

Het hof overweegt dat in een geval als het onderhavige, waarin de Kamer van Koophandel de stukken vanwege  het niet voldoen aan alle vereisten van artikel 2:394 lid 1 BW aan de vennootschap terugstuurt, de aanvakelijke toezending van de jaarstukken aan de Kamer van Koophandel niet heeft geleid tot openbaarmaking daarvan, zoals de bestuurders ook redelijkerwijs hadden dienen te begrijpen. Een overschrijding vervolgens van bijna 2 maanden van de maximale termijn van dit artikel vindt het hof geen onbelangrijk verzuim.

Voorts overweegt het hof dat ingevolge artikel 2:248 lid 2 BW hierme de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur vaststaat en dat wordt vermoed dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement is. De eerdere opzegging van de kredietfaciliteit door de bank wordt op basis van diverse omstandigheden door het hof ontoereikend geacht om als een oorzaak van het faillissement  aan te kunnen merken.

In eerste aanleg had de rechtbank het bedrag van de vordering van de curatoren nog gematigd tot 80%. Het hof overweegt evenwel dat het uitganspunt is dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen. Matiging is de uitzondering en dient volgens het hof gebaseerd te zijn op door de bestuurders aan te voeren bijzondere feiten en omstandigheden. Volgens het hof zijn er geen feiten en omstandigheden aangevoerd die een matiging van de vordering van de curatoren kunnen dragen. Het hof wijst de vordering van de curatoren -ruim 6 miljoen euro- alsnog voor het geheel toe. De Hoge Raad laat dit oordeel in stand.
Woningborg
- Wat doen we
- Nieuws
- Vacatures
- Neem contact met mij op
Contact
Tielweg 24 | 2803 PK Gouda
Postbus 805 | 2800 AV GOUDA
T.: 0182 580004
E.: info@woningborggroep.nl
Volg ons op: